Er was geen ontkomen meer aan. 
We liepen elkaar echt tegen het lijf 
En dat was lekker 
 
Je ging naar de dokter, zei je, 
voor een knobbeltje. 
Ik voelde een verlammende vermoeidheid. 
Ik sprak je moed in, 
 
Keek ik uit de ramen hoe je wegreed? 
Ik weet het niet. 
Vanaf hier was er geen terug meer. 
We hadden elkaar meer toevertrouwd dan geoorloofd. 
 
De voorbereidingen begonnen. 
Ik keek thuis in de spiegel, sinds wanneer? 
Ik zag een vermoeid, gespannen gezicht. 
Ik zou tijd nodig hebben om je te kunnen ontvangen. 
Ik moest aan de slag. 
Zou de tijd komen dat je mijn handen zou strelen? 
Ik keek naar mijn handen. 
Ze waren moe, moe van de vergeefse moeite. 
 
Ik poogde nog een keer te werken 
maar ik was leeg. 
's Ochtends om 10 uur capituleerde ik. 
Thuis dook ik in bed om een lange slaap te beginnen. 
 
Na een week belde ik je werk voor het nummer. 
Ik programmeerde je nummer in het toestel. 
Dat was toch de toekomst. 
Ik wachtte nog een paar dagen. 
 
Je was net weer terug van de dokter. 
Ik informeerde naar de uitslag. 
Jij antwoordde niet direct en gaf wat dingen op voor 
de boodschappenlijst van vrijdag. 
Een tocht langs de Trekpleister werd noodzakelijk. 
Het zat in de lucht. 
 
Ondertussen stelde je me gerust en gaf me details  
die je eigenlijk niet behoorde te geven. 
Ik snapte dat je een breed fundament wilde.
Ik moest het zeker weten; 
Welke wegen had de handlezer gezien en welke had ze getrokken? 
Je was in beeld gekomen. 
 
Ik droomde me een clown, die was jij. 
Ik droomde me in je slipje, dat was fijn. 
Ik droomde me onze eerste maaltijd. 
Een uur later vond die plaats. 
 
Later toen we hierop terugkeken, konden we lachen. 
Stel, dat je na die eerste avond bij me woonde? 
Stel, dat ik ach waarom zou ik nog wat stellen? 
Geniet ik dan nog meer van die momenten  
door ze steeds weer te beleven in andere omstandigheden? 
Steeds maar weer wil ik mijn verbazing laten blijken. 
Natuurlijk, we gingen allebei op safe,  
maar toch hoe kon die bron van energie  
jarenlang onder een deksel gehouden worden. 
Of zijn we gewoon objectief gezien de meest ideale partner voor elkaar? 
 
Lief luister...... 
Luister naar je hart. 
Voel je het kloppen, voel je het kloppen en herken je het ritme nog? 
Je hebt een nieuw lichaam en toch is het bekend. 
 
Lief luister....... 
Natuurlijk hoef ik dat niet te zeggen want je luistert al.  
Zoals jouw stem mij als muziek in de oren klinkt  
moet het bij jou ook zo'n beetje zijn.
Kom nu, maar we gaan doordringen tot de kern: 
 
Een kern van flarden. 
 
Ik neem je mee. 
 
Zoals je gister kwam, maakte weer eens duidelijk  
dat mensen moeite voor elkaar moeten doen. 
 
Het beklemmende van muziek hebben we nogmaals besproken. 
 
Beter bemind door twee mannen 
dan door wat dan ook. 
 
Een vunzige glimlach doet  
maar al te vaak pijn. 
 
Belg in auto met kaart ontmoet. 
Jawel. 
 
Als je benen nat zijn van de regen, 
dan wil ik je wel. 
 
Mijn witte gympies werden toch vrij snel zwart. 
 
Oom Rob, ben ik een man? 
 
Dit waren spinsels van 19 mei 1977 tot 3 juni 1977 
Ik voel ze nog wel. 
 
Kom stap in, de bus gaat vertrekken. 
Ik bewaar je strippenkaart onder mijn arm op mijn naakte huid, 
zodat je er thuis later van kan genieten. 
 
O.K., het is goed kruip maar op mijn schoot,  
De chauffeur zegt er niets van en onze buurman zit al vanwege zijn opwinding met zijn hand in zijn broek. 
 
Terwijl je mijn rechterhand vasthoudt,  
leun ik met mijn wang tegen het natte koude glas. 
Ik probeer tranen in mijn ogen te krijgen,  
want het lijkt me zo gepast in deze situatie.  
Het lukt me niet want mijn tevredenheid is groter dan mijn ontroering. 
 
Wat is nu ons verhaal. 
Ons verhaal is zo oud als de schepping, maar ook zo mooi.  
Zo verschrikkelijk mooi. 
Ook de flarden. 
Mag het iets meer zijn. 
 
De reis naar je toe was spannend. 
Ik dacht aan het graf van die ander. 
Hij ligt nu rustig op Moskwa, 
moegestreden, moe van de hunkering naar erkenning. 
 
Zijn vrouw bleef in huis toen hij huilde omdat hij me miste. 
Een ander kneep me in de arm, en ik bleef bij de les. 
De les van het afscheid. 
Mijn leven ging verder met een doos vol balpennen. 
Intussen was ik al weer een aantal kilometers verder  
in het kut-japannertje. 
 
Ik herinnerde mijn nicht, 
Ze was lief geweest en trok een talentje van me 
over een drempel. 
Zij zou het wel regelen. 
 
Ik dacht aan hoe je zou wachten. 
Ik dacht aan hoe je zou uitpakken. 
De cadeau's bedoel ik. 
Ik dacht aan de weg naar je toe terwijl ik erop zat. 
 
Bij Utrecht ging ik twijfelen aan de verdere route. 
Ik vond dat de weg een organische verbinding moest hebben 
met de rest van mijn trips door het duister 
en koos voor Zwammerdam. 
Zwammerdam deed me denken aan de wereldkampioenschappen  
schaatsen van 1969 
In de nabijheid van een chemisch toilet 
likten zij en ik onze wonden. 
We waren de liefde kwijtgeraakt 
in mijn zoeken naar meer. 
 
Het bezoek was het laatste geweest. 
Ze wilde nog wel terugkeren, maar ik was niet meer thuis. 
Op die ene avond na toen de brand uitbrak. 
Ze flirtte wat met de brandweermannen. 
Het was geen jongensdroom. 
Met verzekeringspapieren en paspoort stonden we buiten  
terwijl de auto, die de kroeg was binnengereden, 
werd weggetrokken met een takelwagen. 
 
Ik probeer tranen in mijn ogen te krijgen,  
want het lijkt me zo gepast in deze situatie.  
Het lukt me niet want mijn tevredenheid is groter dan mijn ontroering. 
 
Ik was Zwammerdam door en reed naar Nieuwkoop 
Ik dacht aan een ander stel. 
Verbitterd als zij hun bootje door het water stuurden. 
Verbitterd om de verloren liefdes, om de verloren lichamen. 
Jammer dat het zo moet aflopen op. 
 
En ik? 
Ik ga naar mijn liefde en mijn bloed bruist door mijn aderen. 
 
De weg wordt smal. 
Links en rechts water. 
Iedereen geeft mij voorrang. 
Je hebt ze zeker gewaarschuwd mij de ruimte te geven. 
Zou ik hier kunnen leven? 
 
Het donkere land deed me denken aan mijn zwager. 
Het eresaluut toen hij stierf door de molens gegeven 
in heel dit gebied, gaf me een gevoel van diep ontzag van de onzichtbare draden die tussen de dorpen gespannen zijn. 

 
Kan ik hier mijn plek vinden? 
Ik weet het niet. 
Ik ben een stadsmens, maar ook een mens van de natuur? 
Welke natuur? Toch niet van kassen en andere plattelandsongein? 
 
Bij Noorden reed ik verkeerd en ik dacht aan mijn nicht. 
Haar ogen werden in dat huis aan het water getest. 
Ze liep achteruit. 
Wat recht moest zijn, was krom. 
En eindelijk begreep ik waar het bij haar om draaide 
Wat zijn handicaps toch subtiel. 
 
Ik reed naar Noorderdorp en deed  
het raampje open om de geuren naar binnen te ademen 
Mijn hart klopte in mijn keel. 
Ik was dicht bij jou. 
Zou je net zo zenuwachtig zijn als ik. 
 
In Leiden kon ik niet goed de weg vinden, al werkte ik er al jaren. 
Ik draaide je straat in. 
Nooit zou ik de beelden meer kunnen oproepen, die ik had over de straat. 
Ik kon niet parkeren bij je,  
maar dat wist ik wel, dus vond ik even verderop een plekje. 
 
Ik drukte de deur open. 
We waren gespannen maar toch heel blij dat we elkaar zagen.
Je vroeg me of ik je slaapkamer wilde zien. 
Ik stelde het uit. 
Het was allemaal zo overweldigend. 
Ik voelde mijn brutaliteit wegebben. 
Ik werd bescheiden. 
 
En toen je slaapkamer..... 
Een eiland in het huis wat me vreemd was. 

Een eiland van liefde. 
Ik was thuis, maar voelde de beklemming 
die van buiten de kamer kwam. 
 
We kleden ons uit. 
.Je stond voor je raam 
En ik zag je op je allerbest. 
Zeker en onzeker tegelijkertijd. 
Je legde je lichaam op het mijne. 
Je drukte je vinger op mijn oor om de beklemming 
die van buiten de kamer kwam weg te werken. 
Soms lukte dat een beetje maar soms ook niet. 
 
En ik had met je door de straten willen zwerven.
Om al je gangen na te kunnen gaan. 
Maar de vermoeidheid had jou en mij in zijn greep. 
We namen afscheid. 
Met de wetenschap dat er nog vele mooie momenten zouden komen. 
Ik reed met de warmte van je kamer terug naar mijn eigen hol. 
 
Op strand vonden we elkaar zo diep als maar mogelijk is. 
Ik wilde je delen met de hele wereld. 
Ik kon alles aan. 
Je gaf me alle kracht die ik snel nodig zou hebben. 
 
De volgende dag kwam de man met de hamer. 
Geïrriteerd klapte ik in. 
Ik hoefde je niet te vragen. 
Je kwam en gaf me mijzelf terug. 
Je bent het. 
Jij bent het gewoon. 
Jij bent het echt. 

Uit de bundel: Verhalen uit het verleden (2020)
   

Wellicht ook mooi

Back to Top