’t Was geheel tegen alle afspraken,
maar uiteindelijk kwam je toch naar de balie.
Er stonden enkele druppeltjes zweet boven je lippen.
We durfden elkaar nauwelijks aan te kijken toen ook jij incheckte.
In het vliegtuig was je bang. Er was veel turbulentie.
Ik hield mijn hand voortdurend op je buik en dat hield je angst gevangen.
Af en toe durfde je me nu aan te kijken
en ik zag in je ogen dat je begon te wennen aan het idee.
Over een paar maanden kon je niet meer zonder risico vliegen, dus we hadden haast.
De chauffeur groette ons en we stapten in, en reden richting strand.
De zon stond al laag toen we aankwamen.
De chauffeur nam afscheid en wij begonnen aan onze tocht langs de branding.
Bijna in het duister bereikten we de plek
en met een hoofdlantaarn zette ik het tentje op.
Nadat we ons hadden ingericht, nam je mijn hand en nam me mee naar een rots,
die dicht bij de branding lag.
We zeiden niets.
Ik legde mijn hand op je buik en voelde het kind van jou en hem in je buik groeien.
“Vind je het erg?”, fluisterde je in het duister.
“Ja en nee”, zuchtte ik en ik drukte een beetje vuile nagel zachtjes in je handpalm.
“Wat bedoel je?’”
“Weet je, we zitten in een verschillende levensfase”,
“maar dat zijn mijn woorden, maar zo denk ik er ook over”.
Je glimlachte een beetje met een pijnlijke trek.
Maar het lukt ons niet om onze gezichten in de plooi te houden als we naar elkaar keken.
“Kom mee, dan gaan we slapen”,
zei je terwijl je mijn hand zachtjes uit je broekje haalde.
Het tentje was erg klein, dus we kleedden ons uit voor de tent.
We poetsten onze tanden. Ik leende je borstel, want ik was de mijne vergeten.
En toen we in de tent kropen, zorgden we dat we met ons hoofd lekker buiten de tent lagen.
We keken naar het vuur dat langzaam doofde.
Je had je ene hand op mijn buik gelegd
en met je andere hand draaide je mijn gezicht naar je toe.
“Liefste”, zei je. En ik begreep het.
De volgende ochtend liepen we weer naar de branding.
Aarzelend begon je,
“Weet je, wat ik gister zei, is waar, het kind dat ik draag is niet van…..”
Ik drukte mijn hand op je mond. En kuste je zacht op je lippen en fluisterde: “Ik hou van je, wees gelukkig”.
Met betraande ogen zucht je, “Ik houd ook van hem”.
Ik glimlach naar je en weet dat er niet meer kan zijn dan deze totale liefde.
Aan deze vakantie zou een einde komen.
maar uiteindelijk kwam je toch naar de balie.
Er stonden enkele druppeltjes zweet boven je lippen.
We durfden elkaar nauwelijks aan te kijken toen ook jij incheckte.
In het vliegtuig was je bang. Er was veel turbulentie.
Ik hield mijn hand voortdurend op je buik en dat hield je angst gevangen.
Af en toe durfde je me nu aan te kijken
en ik zag in je ogen dat je begon te wennen aan het idee.
Over een paar maanden kon je niet meer zonder risico vliegen, dus we hadden haast.
De chauffeur groette ons en we stapten in, en reden richting strand.
De zon stond al laag toen we aankwamen.
De chauffeur nam afscheid en wij begonnen aan onze tocht langs de branding.
Bijna in het duister bereikten we de plek
en met een hoofdlantaarn zette ik het tentje op.
Nadat we ons hadden ingericht, nam je mijn hand en nam me mee naar een rots,
die dicht bij de branding lag.
We zeiden niets.
Ik legde mijn hand op je buik en voelde het kind van jou en hem in je buik groeien.
“Vind je het erg?”, fluisterde je in het duister.
“Ja en nee”, zuchtte ik en ik drukte een beetje vuile nagel zachtjes in je handpalm.
“Wat bedoel je?’”
“Weet je, we zitten in een verschillende levensfase”,
“maar dat zijn mijn woorden, maar zo denk ik er ook over”.
Je glimlachte een beetje met een pijnlijke trek.
Maar het lukt ons niet om onze gezichten in de plooi te houden als we naar elkaar keken.
“Kom mee, dan gaan we slapen”,
zei je terwijl je mijn hand zachtjes uit je broekje haalde.
Het tentje was erg klein, dus we kleedden ons uit voor de tent.
We poetsten onze tanden. Ik leende je borstel, want ik was de mijne vergeten.
En toen we in de tent kropen, zorgden we dat we met ons hoofd lekker buiten de tent lagen.
We keken naar het vuur dat langzaam doofde.
Je had je ene hand op mijn buik gelegd
en met je andere hand draaide je mijn gezicht naar je toe.
“Liefste”, zei je. En ik begreep het.
De volgende ochtend liepen we weer naar de branding.
Aarzelend begon je,
“Weet je, wat ik gister zei, is waar, het kind dat ik draag is niet van…..”
Ik drukte mijn hand op je mond. En kuste je zacht op je lippen en fluisterde: “Ik hou van je, wees gelukkig”.
Met betraande ogen zucht je, “Ik houd ook van hem”.
Ik glimlach naar je en weet dat er niet meer kan zijn dan deze totale liefde.
Aan deze vakantie zou een einde komen.
Uit de bundel: Verhalen uit het verleden (2020)